© Filmmuseum, Amsterdam, 2008
De films van Bart Vegter (Ferwerderadeel, 1940) passen in de traditie van de abstracte film: films zonder dominante narratieve structuur, waarbij impressies en emoties worden overgedragen door kleur, beweging en ritme. Films die zelf een onderzoek zijn naar filmische middelen.
Bart Vegter studeerde elektrotechniek aan de Technische Universiteit Eindhoven en werkte een aantal jaren als onderzoeker bij Shell en Philips en als leraar op een middelbare school.
Vanaf het midden van de jaren '70 concentreerde hij zich volledig op de film. Vegter bezocht gedurende een aantal jaren de workshops van Frans Zwartjes aan de Haagse Vrije Academie Psychopolis, maar hij van is alle leerlingen waarschijnlijk degene die het minst door hem beïnvloed is.
In zijn eerste films maakte Vegter gebruik van de techniek van het meervoudig belichten van het filmmateriaal. Hij filmde eenvoudige geometrische vormen die door meervoudige belichting over elkaar heen vielen, waarbij simpele patronen van herhaling en variatie ontstonden. Deze abstracties dwingen tot wat Vegter zelf het 'niet-doelgerichte kijken' noemt; tot de gewaarwording van het kijken. Voorwaarde bij een dergelijke manier van werken is het vooraf 'componeren' van de film.
Vegters films verwijzen niet naar een andere werkelijkheid. Anders dan bijvoorbeeld de Oosterse mystiek in het werk van de Amerikaanse computeranimatiepionier James Whitney, of de poging tot visuele muziek te komen in het werk van de Duitse filmmakers Viking Eggeling en Hans Richter. Vegter erkent de gelijkenis met hun werk, maar ontkent het streven naar een hoger idee. Hij spreekt hooguit in termen van puurheid en abstractie.
Vanaf Nacht-Licht (1993) gebruikt Vegter de computer bij het maken van zijn films. Met behulp van algoritmen genereert hij zijn beelden. De computer en de ingevoerde data vormen de machinerie die het eindresultaat bepalen. Vegter maakt een keuze uit de beelden en monteert ze tot een definitieve versie. Daarbij blijft hij trouw aan zijn uitgangspunten.
Zijn films blijven het onderzoek naar vormen en processen als uitgangspunt hebben. Een voorbeeld van deze benadering is Space-Modulation uit 1994. In deze film gebruikt Vegter een patroon van 196 punten (een raster van 14 rijen en 14 kolommen). Elke rij met punten wordt weergegeven door acht verschillende lagen, waarvan er telkens maar één zichtbaar is. In iedere laag verschillen de veertien punten enigszins van positie. Door continu te wisselen tussen de verschillende lagen en daarbij in- of uit- te zoomen wordt een illusie van diepte verkregen.