Het volgende is een deel uit een radio-lezing van Merleau Ponty
getiteld "Kunst en de waargenomen wereld" , uit 1948

Uit de bundel: Merleau Ponty, Essays, 1970, Het Spectrum


----- Er zijn binnen de filmkunst nogal wat omstandigheden die maken dat we tot nu toe nauwelijks gezien hebben wat het specifieke van film is. Er zijn nog niet veel werken voortgebracht die voor ware kunst kunnen doorgaan. Men dweept met filmsterren. De opzienbarende mogelijkheden van montage van beeld en intrige, van inmenging van fraaie foto's of van een scherp zinnige dialoog vormen voor de film alleen maar verleidingen waarbij het risico bestaat dat zij daarin blijft vaststeken en zo succesvol kan zijn zonder daarbij gebruik te maken van expres sieve middelen die het meest eigen zijn aan cinema. Ondanks al deze omstandigheden kunnen we toch vermoeden wat een cinematografisch kunstwerk is, en we zullen zien dat dit, net zoals ieder kunstwerk, iets is dat men waarneemt. Datgene wat uiteindelijk de cinematografische schoonheid vormt, is noch het verhaal zelf - dat immers ook goed door proza verteld zou kunnen worden - noch minder de ideeen die het kan sugge reren, noch de tics, de manies of de werkwijzen waaraan men een regisseur kan herkennen en die niet belangrijker zijn dan de favoriete woorden van een schrijver. Dat wat van belang is, is de keuze van voorgestelde episodes en in ieder daarvan de keuze van gezichtspunten die men laat figureren in de film. Een bepaald algemeen cinematografisch ritme wordt gevormd door de lengte die men geeft aan alle verschillende elementen, door de volgorde waarin men kiest deze te presenteren en door het geluid of de woorden die deze al dan niet begeleiden. Wan neer onze ervaring van de film zich verder zal uitbreiden in de toekomst dan zullen we in staat zijn er een soort logica van te ontwikkelen, of zelfs een grammatica en stijlonderzoek. Deze zullen ons, gebaseerd op de ervaring van bestaande werken, aangeven welke waarde we aan de verschillende elementen bin nen een typisch samenhangende structuur moeten geven zodat elk element daar zonder strubbelingen in opgenomen kan wor den. Maar zoals alle regeis op het gebied van de kunst zullen ook zij nooit een andere functie hebben dan het verduidelijken van al bestaande verbanden in geslaagde werken en het inspi reren van mensen die werkelijk betrokken zijn. In die zin is het nu niet anders dan voorheen: filmmakers zullen altijd nieuwe samenhangen vinden zonder vaststaande regels; de toeschou wer zal van een mooi werk de eenheid en de noodzakelijkheid van de temporele ontwikkeling ervaren zonder daar een helder idee van te vormen; het werk zal in zijn geest niet een optelsom van aanwijzingen achterlaten, maar een stralend beeld, een ritme. De cinematografische ervaring zal waarneming zijn. ------